EGBERT KUIPERS – Een eigen baan door het heelal

door Richard Ridderinkhof, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

Het planetarium van Egbert Kuipers was anders dan andere. Niet zo’n driedimensionale constructie van hout of metaal, aangedreven door een mechanisch uurwerk, maar een schijf van hard karton van een kleine 50 cm in doorsnede, waarop hij iedere dag vlaggetjes verzette, voor elke planeet een. Vele honderden speldenprikken markeren de posities waar hij zijn vlaggetjes plaatste. Dat werkte nauwkeuriger voor het bepalen van de hemelbanen – aldus het relaas van een verslaggever in de Telegraaf van 28 juni 1930 – “daar de snelheid waarmede de onderscheidene hemellichamen zich door het wereldruim voortbewegen, niet geheel regelmatig is te noemen”.

Of het klopte dat men Kuipers, gerechtsdeurwaarder te Harlingen, ƒ2000 voor zijn planetarium had geboden, wilde de reporter weten. Zeker, bevestigde Kuipers, “maar daar ben ik niet op ingegaan … al zou ik die paar duizend pop best kunnen gebruiken – ik ben maar een arme deurwaarder – toch heb ik de wetenschap te lief om dat offer te kunnen brengen”.

Wie de bieder was, en waarom het bod zo hoog was – zo’n €20.000 naar huidige maatstaven – weten we niet. Misschien wel omdat het in nóg een opzicht anders dan andere was: in het hemelenplein van Kuipers draaide de Zon om de Aarde in plaats van andersom. Hij zou er de gevestigde wetenschap mee ontmaskeren: het onware stelsel van Copernicus.

De deurwaarder die het anders zag

Ter gelegenheid van zijn 30-jarig ambtsjubileum als deurwaarder, in 1935, blikte de 72-jarige jubilaris voor het Leeuwarder Nieuwsblad terug op zijn loopbaan. Op de griffie van de Rechtbank te Leeuwarden was hij letterlijk als loopjongen begonnen: “Die slechte wegen, tot m’n knieën zakte ik soms in de modder”.

De S.S. Terschelling in 1905 in de haven van Terschelling, klaar voor de afvaart naar Harlingen.
(bron: http://www.schepenvandoeksen.nl/forum/index.php?topic=82.15)
De 72-jarige jubilaris dacht glunderend terug aan zijn uitgaansdagen naar zijn geliefde Terschelling. “Ik gevoelde me dan van alle zorgen ontslagen, op de boot kon ik m’n werk rustig afmaken, cliënten kwamen me niet storen”. “Neen”, vult zijn echtgenoote aan: “die kreeg ik dan te mijnen laste: A. kwam met ’n afbetaling van 20 cent, B. vroeg een week te mogen overslaan, en ’t dochtertje van C. kwam met ’t compliment van moeke, dat voorloopig niet betaald kon worden: moeke moest een nieuw gebit hebben, ’t oude was in de gootsteen gevallen”. (Leeuwarder Nieuwsblad, 1935)

Na het volbrengen van de dagtaak zocht Kuipers vertier in het doorspeuren van ons planetenstelsel. In de loop van een halve eeuw zelfstudie baande hij zich een geheel eigen weg door het heelal. Een afwijkend pad: geleidelijk aan deden zijn zorgvuldige waarnemingen van de planeten, sedert 1886 overzichtelijk bijgehouden, hem bevroeden dat de gevestigde wetenschap het bij het verkeerde eind had.

Zijn argwaan groeide uit tot de overtuiging dat er iets niet in de haak was met het ons voorgeschotelde zonnestelsel. De astronomen namen een loopje met de waarheid. Kuipers vervaardigde in 1903 een vlugschrift om zijn onrustbarende boodschap te verkondigen.

Om te beginnen: de aardas – de denkbeeldige lijn tussen noordpool en zuidpool – was aan het verlopen, zo bleek uit zijn waarnemingen. De oorzaak van dat verloop was (en is nog steeds) in duister gehuld. Waar men momenteel vermoedt dat het te maken heeft met de herverdeling van grote watervolumes over de wereldzeeën, wellicht door veranderingen in de zeebodem, had Egbert Kuipers een ander vermoeden. In zijn tijd werd in Europa een ijzeren net van spoorstaven aangelegd, met kolossale spoorbruggen, overal onderstut door lange palen die met heimachines de grond in werden geslagen. Kuipers maakte zich ernstige zorgen dat de harde slagen van zware heiblokken ertoe leidden dat de stand van de aardas beïnvloed werd.“Is dat heien van den morgen tot den avond, is dat remmen van een in vliegende vaart zijnden spoortrein door middel van den stoom, wel goed voor onze aarde?”  Een originele gedachte, die elders niet gehoord werd.

Wat Copernicus wil is ongerijmd

Verontrustender was zijn tweede bevinding: het alom erkende stelsel van Copernicus, waarin alle planeten om de Zon cirkelen – wel, dat stelsel deugt niet. Dat de Aarde om de Zon zou draaien is ten enen male onmogelijk.

Een nadere onderbouwing volgde in een nieuwe brochure in 1904. Het ging als volgt. In onze contreien tref je, het hele jaar rond, boven de noordelijke horizon de Poolster en de Grote Beer (dat sterrenbeeld in de vorm van een steelpan). Verbind de twee sterren aan de zijkant van de pan (tegenover de steel) met een denkbeeldige lijn, en trek die lijn door naar boven, dan kom je een heldere ster tegen: Polaris, de Poolster. Kan niet missen: de Poolster ligt altijd precies in het verlengde van de aardas boven de noordpool. Het schijnt alsof de Grote Beer, net als de andere sterren, in de loop van de nacht om Polaris heen wentelt. Maar feitelijk zijn het niet de sterren die ronddraaien: het is de Aarde die in de loop van een etmaal rond haar as wentelt. Daardoor lijkt het voor een waarnemer in Nederland alsof alle sterren rond Polaris cirkelen.

De Aarde draait niet alleen in 24 uur om haar as, maar ook, zo wil Copernicus, in 12 maanden rond de Zon. Die cirkel om de zon heeft een diameter van maar liefst 300 miljoen kilometer – een half jaar geleden lag ons landje dus nog 300 miljoen kilometer verderop. De sterren staan bewegingloos aan het firmament, zodat Polaris achterblijft terwijl de Aarde zich verplaatst. Maar vanuit Nederland waargenomen is het juist Polaris die van de stilstaande Aarde afdrijft. In een jaar tijd maakt Polaris ogenschijnlijk een cirkel rond. Een kring van 300 miljoen kilometer doorsnee, net zo groot als de baan van de Aarde om de Zon. Zo wil Copernicus.

Maar, aldus Kuipers, dat klopt natuurlijk niet. Dat weten we uit eigen ervaring: vanuit Nederland zien we Polaris immers altijd op dezelfde plek, aan het verlengde van de aardas. Als de Aarde echt ronddraait rond de zon, zoals Copernicus wil, dan zit Polaris met een sleeptouw aan de Aarde vast. Gekkigheid natuurlijk. Wat Copernicus wil is ongerijmd. Er is maar één scenario dat met de waarneming overeen stemt: de Aarde draait niet om de Zon, maar andersom. De Aarde staat stil. Net als Polaris.

Het planetarium van Egbert Kuipers (Bron: Eise Eisenga museum, met toestemming).
Kuipers’ planetarium was anders dan anders. Niet zo’n driedimensionale constructie van hout of metaal, aangedreven door een mechanisch uurwerk, maar een schijf van hard karton van een kleine 50 in cm doorsnede, waarop hij iedere dag vlaggetjes verzette, voor elke planeet een. Vele honderden speldenprikken markeren de posities waar hij zijn vlaggetjes plaatste. Dat werkte nauwkeuriger voor het bepalen van de hemelbanen “daar de snelheid waarmede de onderscheidene hemellichamen zich door het wereldruim voortbewegen, niet geheel regelmatig is te noemen”.
Na zijn dood in 1952 is Kuipers’ planetarium in de collectie van het Eise Eisengamuseum te Franeker terecht gekomen. Eisenga was een andere Friese amateur-astronoom, die in de 18e eeuw een roemrucht planetarium van reusachtige afmetingen bouwde, verspreid over de kamers van zijn woonhuis. Een Copernicaans planetarium wel te verstaan – tot Kuipers’ misnoegen, maar dankzij dat geweldige museum is wel mooi zijn erfenis bewaard gebleven.

Onvoorstelbaar

Copernicus was zich van dit probleem bewust, en daarom verzon hij een list: onvoorstelbaar grote afstanden. Ter vergelijking: als je een leeuwerik al zingend ziet opstijgen, dan zie hem kleiner en kleiner worden, tot hij nog maar een stipje aan de hemel lijkt – al weet je natuurlijk best dat die leeuwerik niet écht kleiner wordt. Zo zien we een ster ook slechts als een stipje aan de hemel: hij lijkt maar zo klein, vanwege de enorme afstand. Volgens Copernicus staat Polaris zó ver weg dat we zelfs zijn complete cirkelbaan (met zijn doorsnee van 300 miljoen kilometer) slechts zien als een onbeweeglijk stipje aan de hemel. Het is denkbaar: dat de afstand van de Aarde tot de Poolster zó astronomisch is dat die hele cirkelbaan er bij in het niet valt. (Astronomen duiden dat verschijnsel aan als parallax.)

Maar aan zulke onvoorstelbare afstanden hechtte Kuipers geen geloof. “Groote afstanden, lichtjaren, worden hierbij te hulp geroepen om U de waarheid te verbergen”. Verzinsels, bedoeld om ons een rad voor ogen te draaien en Copernicus te redden. Wat Kuipers niet kon weten (en al helemaal niet geloven) is dat de afstand van de Aarde tot de Poolster daadwerkelijk zo’n 4 biljard kilometer beloopt. Dergelijke afstanden brengen de cirkelbaan van Polaris inderdaad terug tot een bewegingloos stipje aan de hemel. Maar met een doorsnee instrument uit Kuipers’ tijd was het cirkelbaantje van een nietige 300 miljoen kilometer op 4 biljard kilometer hoogte eenvoudigweg niet meetbaar. Zulke afstanden gingen zijn voorstellingsvermogen dan ook ten enen male te boven. Naar zijn overtuiging berustten de berekeningen van Copernicus en zijn aanhangers op drijfzand.

En trouwens, zulke onvoorstelbare afstanden, waarom zou je die überhaupt overwegen als er een eenvoudig alternatief is dat veel natuurlijker op de waarnemingen past? Want als de Aarde stilstaat, dan heb je al die problemen niet. Als de Zon om de Aarde draait dan klopt alles als een bus. “De aarde hangt dus, geheel overeenkomstig Job 26 : 7 in het midden, en ook Jozua had gelijk, toen hij de Zon een ‘sta stil’ toeriep”.

Waarnemingen van data van hoogste en laagste standen der planeten, bijgehouden door Egbert Kuipers van 1886 tot 1933. 
Geleidelijk aan deden zijn zorgvuldige waarnemingen hem beseffen dat de Copernicaanse wetenschap het bij het verkeerde eind had.
(Bron: Eise Eisenga museum, met toestemming)

Een einde aan al dat gedraai

Om de burger te overtuigen van Copernicus’ ongelijk ging Kuipers in 1911 de provincie in om lezingen te geven in rokerige zaaltjes. Door de Grote Oorlog van 1914 viel het een poos stil, maar in 1931 pakte hij de draad weer op en bestookte hij “doodgewone plattelanders op Nutslezingen, die een genoegelijk praatje over de buitengewoon aardige dingen en wetten in God’s Heelal verwachten, en instede daaraan de meest schokkende theorieën te verduwen krijgen!”.

Zijn toehoorders betoonden zich ontvankelijk; veel weerspraak kreeg hij niet. Alleen had hij in zijn voordrachten geen tijd en ruimte voor uitvoerige cijfermatige onderbouwing. Kuipers had diverse krantenredacties benaderd, maar die toonden weinig belangstelling om die uitwerking af te drukken. Tot zijn verwondering: “Als b.v. ’n sterretje ter grootte van ’n speldekop aan den hemel ontdekt wordt, schrijven daarover alle nieuwsbladen ’n nieuwtje”, maar “de ontdekking, dat Copernicus gedwaald heeft en zijn volgelingen nog onwaarheid verkondigen”, daarvoor hadden ze dan weer geen oog, zo moppert Kuipers in een nieuwe verhandeling, waarmee hij in 1938 alsnog de media wist te bereiken. Copernicus’ voorstelling, in eigen tijd niet serieus genomen, was inmiddels algemeen aanvaard, “totdat, nu, Kuipers een brochure van 26 bladzijden schreef, waarin hij aan al dat gedraai van de aarde om de Zon een einde maakt”, aldus een recensent in de Zwolsche Courant van 24 februari 1938, kennelijk nog niet geheel overtuigd.

In zijn brochure schaarde Kuipers zichzelf in een illuster rijtje. “Vanaf den tijd dat de menschen tot denken bekwaam waren, hebben velen van de hemelbollen bewegingen ’n teekening gemaakt – ’n planetarium of hemelenplein. Pythagoras ongeveer 500 jaar vóór onze jaartelling; later nog Aristarchos, Hipparchus, Ptolemeus, Copernicus, Kuipers. De laatstgenoemde ben ik, de ontwerper van ’n nieuw wereldstelsel en schrijver van deze verhandeling”. Van al die stelsels werd tegenwoordig dat van Copernicus gezien als het best passende; “Onderzoeken wij eens koelzinnig of dit brevet wel door den beugel kan”.

Uit Kuipers’ waarnemingen bleek dat Venus en Mercurius geen echte planeten zijn, maar manen die om de Zon cirkelen. De échte planeten draaien, net als de Zon, rondom de Aarde. Of, juister gezegd, om de Aardbaan. Want nadere doorrekening wees uit dat de Aarde toch niet helemáál stil staat: ze cirkelt in één jaar tijd om het centrum van het universum heen, in een baan met een diameter van 35 kilometer en een omtrek van 110 kilometer.

Al met al een uniek stelsel; eenvoudig en onfeilbaar. Kuipers had Copernicus ontmaskerd; hij had “de fundeering van zijn Uraniatempel bloot gelegd, zakelijk ontleed en afgekeurd”. De media-aandacht zat ’m echter niet in die constatering zelf. Het draaide om de implicatie: feitelijk stond de wereld op het punt te vergaan. Gelukkig wist Kuipers raad.

Titelpagina van de brochure uit 1938. 
Kuipers, E., Verhandeling over het vergaan van de wereld. Harlingen: G. Althuis (1938).
(Bron: bezit van de auteur)
De openingszinnen luiden: “Over de Aarde en Planeten en over de Zon; ja over de geheele Wereld heb ik jaren gedacht. Die gedachten – heel veel – heb ik alle opgeschreven en zou ik in boekvorm in den handel brengen. Dat kost echter veel geld, voor mijn geschrijf plusminus f.500,–. Ik zou de uitgaaf bewerkstelligen op eigen risico”. Van het manuscript voor het boek ontbreekt helaas ieder spoor. Kuipers besloot zijn boek om te zetten naar een korte brochure, omdat hij er niet gerust op was dat hij uit de kosten zou komen.

De wereld vergaat

Het probleem: de zuurstof is aan het opraken. De dampkring van de Aarde is gevuld met lucht die voor 1/5 gedeelte uit zuurstof bestaat. Meer zuurstof is niet voorradig. Van die zuurstof leven niet alleen alle schepselen, maar ook vuur en vlammen. “Zonder zuurstof zou ’n Vuur dooven, kon geen trein loopen en geen lamp branden”. En juist daarin schuilt een wezenlijk, niet onderkend probleem: want zo raakt onherroepelijk de zuurstof op.

Dat mens en dier bij iedere ademteug zuurstof verbruiken vond Kuipers te billijken. Anders is er geen leven. Maar “de enorme omzetting van onze onmisbare zuurstof in gif en niet te ademen asch door de vele vuren”, dat valt geenszins te vergoelijken. Naast de almaar toenemende aantallen stoomschepen, vliegtuigen en auto’s, wees Kuipers erop dat er in 1903 in Nederland al 15.000 stoomtoestellen in bedrijf waren. “Rekenen wij daar eens bij al de vuren in kachels en haarden; tellen wij daarbij de vuren van de hoogovens, de ijzergieterijen, lood- zink- en kopergieterijen, gasfabrieken, kalkbranderijen; pannen- steen- tegel- en pottenbakkerijen; brood- en koekbakkerijen, smederijen, glasblazerijen, jenever­stokerijen, kanonnengieterijen enz. dan ontstaat ’n angst­wekkend aantal”.

En dat alleen nog maar in Nederland; probeer je maar eens een voorstelling te maken van de zuurstofverwoesting als je de rest van de be­schaafde wereld meeneemt. Er werd veel te veel gestookt. En het werd almaar erger. Als de overheid geen beperkende bepalingen stelt, dan wordt het einde van alle leven nodeloos verhaast. “Symptomen van verval laten zich duidelijk zien en komen zich sluipend en meedoogenloos vestigen bij iedereen: veel onnatuurlijke mist te Londen, in ’t Kanaal tusschen Engeland en Frankrijk en elders. De vuren zuigen de lucht en de wolken aan, tot wij komen in … wervelwinden (cyclonen), die lucht verlangen en met donderend geweld aanvulling zoeken (cycloon te Borculo 10 Augustus 1925 enz.). Iepenziekte, wilgenziekte, ziekte in bijna alle boomen; kinderverlamming in België en Nederland, ziekten bij ’t vee; roest op gras en granen. ’t Wordt duidelijk: de heele natuur kwijnt, teert weg, totdat er overblijft – wat de atmosfeer betreft – onver­mengde stikstof d.i. gas waarin men stikt”.

Dooft de vuren!

Er moest dus een rem gezet worden op het almaar groeiende verbruik van zuurstofhoudende lucht. Kuipers voorzag een taak voor de Volkenbond. “Veronderstel nu eens, dat de onpartijdige en onbaatzuchtige heeren van den Volkenbond – waarbij dan alle regeeringen van den Aardbodem aangesloten moeten zijn – ’t met mijne hierin beschreven stellingen en vermoedens roerend eens werden en ’n bevel uitvaardigden als b.v. dit: ‘Per ultimo December aanstaande moeten alle vuren en vlammen, behalve die voor huishoudelijk gebruik, gedoofd zijn en blijven’. Ziedaar! De éérste stap op den terugmarsch. GENEZING VAN BINNEN UIT!”.

Het doven van de vuren had nog meer voordelen. Niet alleen werd het einde der wereld tot in onafzienbare tijden uitgesteld; ook zou het uit zijn met de oorlog en met de werkloosheid. Dit tot begeestering van de recensent in de Zwolsche Courant van 24 februari 1938 (nu kennelijk verlost van zijn aanvankelijke twijfel): “Want hoe zou men oorlog kunnen voeren, als er niet alleen geen kanonnen meer gegoten, maar ook niet afgeschoten mogen worden, omdat daar vuur bij te pas komt? En hoe zou er werkloosheid zijn, als alles weer moet worden geproduceerd met de handen?”. Weer volop handenarbeid voor scheepsbouwers, zeilenmakers en touwslagers; weer volop werk voor spinnenwiel, windmolen en trekschuit.

Het ging er in als koek. Ook bij het gehoor van Kuipers’ voordrachten te Harlingen in 1931 (toegang 50 cent). “En ze vonden ’t zoo mooi! Eén van de toehoorders zeide zelfs: dat hij er geen spijt van gehad zou hebben als de entrée hem vijf gulden had gekost”. Harlingen was dan ook een thuiswedstrijd. Maar hoewel regionale en zelfs landelijke kranten hem geregeld een podium boden, zijn er geen aanwijzingen dat zijn noodkreet veel weerklank vond. Zijn lezingen en zijn brochure hebben uiteindelijk niet mogen baten. De Volkenbond had vanwege de wereldoorlog van 1940 andere dingen aan het hoofd, en na de oorlog werd ze opgeheven. Kuipers’ bevel werd nimmer uitgevaardigd; de vuren zijn niet gedoofd. (De wereld is niet vergaan: van zuurstofafname blijkt bij nader inzien nauwelijks sprake. Pas in onze eeuw werd duidelijk dat de afname in atmosferische zuurstof 0.00181% per jaar bedraagt. Volgens de jongste inzichten duurt het nog een miljard jaar voor we op aarde niet meer genoeg hebben om te ademen. Al ligt er natuurlijk nog wel een probleempje met CO2-uitstoot).

Knudde

In religieuze kringen bleven velen vasthouden aan het idee van de aarde als middelpunt van het heelal – in Kuipers’ tijd zo goed als in de onze (blijkens een rondje googelen). Een groot onderzoek van de National Science Foundation in 2012 wees uit dat maar liefst een kwart van de Amerikanen gelooft dat de zon om de aarde draait. Nee, dan wij in Europa: uit onderzoek van de Europese Commissie in 2005 blijkt dat een derde van de Europeanen meent dat de zon om de aarde draait.

Maar in wetenschappelijke kringen staat het Copernicaanse stelsel al enkele eeuwen niet meer ter discussie. Kuipers’ astronomische stelsel viel dan ook geen al te warm onthaal te beurt. De verslaggever van de Telegraaf vroeg in 1930 wat de geleerden ervan vonden. Volgens Kuipers waren ze schools en bekrompen. “Een van hen bekeek mijn systeem en verklaarde ‘dat het je reinste onzin was’; een tweede vond het ‘knudde’ en een derde liep er ook al niet mee weg”. Overigens, zo meldde de verslaggever, Kuipers kon zich troosten: “ook Copernicus, op wiens bouwvallen hij thans troont, heeft menige verguizing te verduren gehad over zijn trotsche ideeënbouw”.

Erkenning zou er niet komen. De oorlog kwam, en het werd stil rond Egbert Kuipers. In 1942 overleed zijn vrouw, en na de oorlog trok hij zich terug op zijn geliefde Terschelling, in Huize Avondrust. In de volksmond bekend als het Armenhuis, was het gesticht door de Hervormde Kerk, voor armlastige bejaarden – Kuipers was kennelijk armlastig. Had hij misschien toch dat planetarium moeten verkopen. Egbert Kuipers, de vergeten deurwaarder die, wars van gebaande paden, zijn eigen baan door het heelal bevoer. Wellicht kunnen we nog eens een maankrater naar hem vernoemen. Staat hij toch nog in één rijtje met Pythagoras, Ptolemeus, en Copernicus.

(Deze tekst is een iets uitgebreide versie van het artikel in Geschiedenis Magazine van 26 januari 2023)