ALLES DRAAIT OM BEWEGING

Als je van kunst verlangt dat het iets in beweging brengt, dan kan een beetje graven in de wetenschapsgeschiedenis verrassende perspectieven openen. Bij het speuren naar Cornelis Drebbel in de canon der wetenschapsgeschiedenis komt een onvermoede verwevenheid van kunst en wetenschap aan het licht. Een opmerkelijke kruisbestuiving, met als gemene deler: alles draait om beweging.


door Richard Ridderinkhof, publicist, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen


Essay


Als je van kunst verlangt dat het iets in beweging brengt, dan kan een beetje graven in de wetenschapsgeschiedenis verrassende perspectieven openen.

Op de drempel van de zeventiende eeuw vermaakten liefhebbers zich met speculaties over de mysterieuze werkzaamheid van de natuur. Meestal in beschaafd Latijn, maar sommige natuurfilosofen probeerden de natuurwetten proefondervindelijk in de vingers te krijgen – zonder demonstratie geen bewijs. Cornelis Drebbel was zo’n vernufteling die met de handen dacht. Hij probeerde de natuurkrachten te vangen in ‘levende instrumenten’, zoals de noviteit waarvoor hij in 1598 octrooi kreeg: een uurwerk zonder opwindmechanisme dat gewoon bleef draaien.

Zijn perpetuum mobile belichaamde de verborgen werking van luchtdruk (een halve eeuw voordat de kwikbarometer deze natuurkracht zou bevestigen). Van heinde en verre kwamen bewonderaars naar Londen, waar koning James het meesterwerk van eeuwigdurende beweging jarenlang tentoonstelde. “In heel Europa tracht men het na te maken”, aldus Constantijn Huygens, die Drebbel persoonlijk kende en hoogachtte. Bij het speuren naar Drebbel in de canon der wetenschapsgeschiedenis komt een onvermoede verwevenheid van kunst en wetenschap aan het licht. Een opmerkelijke kruisbestuiving, met als gemene deler: alles draait om beweging. Het begon bij Drebbels levende klok.

Het vliegwiel zat ‘m in een koperen globe, een bol vol lucht. Bij opwarming zette de lucht uit, en duwde daardoor een vloeistof weg door een glazen buis; bij afkoeling bewoog de vloeistof zichtbaar in omgekeerde richting. Als eb en vloed. Ook onrust in de atmosfeer bracht de vloeistof in beweging – aanstormende depressies, regenfronten, zelfs windvlagen bleken van invloed op het luchtvolume in de bol. (Drebbel leidde hiervan het ‘donderglas’ af, een weerglas waarmee je storm en onweer kon voorspellen – een spraakmakend verkoopsucces tot diep in de negentiende eeuw.)

In het binnenste van de globe werden de luchtdrukschommelingen via een balg omgezet in gelijkmatige draaiing van bronzen tandwielen. De raderen deden wijzers voortbewegen die gedurig de juiste tijd en datum weergaven. En die bovendien de bewegingen aan het firmament voorspelden: de tijdstippen van zonsopkomst en -ondergang, en de afstanden tussen zon, maan en aarde.

Drebbels planetaire klok was een soort simulatiemodel avant la lettre – zonder tabellen vol foutgevoelige berekeningen – gebaseerd op het destijds uiterst controversiële stelsel van Copernicus, waarin de zon rond de aarde wentelt in plaats van andersom. Jaar in jaar uit kwamen de voorspellingen stipt overeen met de werkelijke hemelbanen (kort nadien nauwgezet in kaart gebracht door Galileo Galilei). Naar verluidt liep het perpetuum mobile pas uit de pas nadat een of ander prinsesje er niet met haar vingertjes vanaf kon blijven.

Als duizendkunstenaar was Drebbel geen bedachtzaam kamergeleerde. Omdat zijn broodwinning afhing van spektakel omringde hij zijn vondsten met mysterie, spanning en schouwspel. Ambachtelijk wetenschapstheater: een cocktail van innovatieve natuurwetenschap, praktische functionaliteit, en ordinair effectbejag. Zo wist hij zuurstof aan te wenden voor een zelfregulerende thermostaat, vermomd als broedmachine voor het volautomatisch uitbroeden van eieren. Geen moederkip of -eend kwam er aan te pas: verwondering alom. Als levend bewijs van zijn beheersing over de verborgen “natuere des luchts” voer Drebbel in een duikboot onder water, drie uur lang. Aan de oevers van de Thames hield half Londen de adem in.

Sir Francis Bacon voerde Drebbels vindingen op in zijn Novum Organum, dat de grondslag zou vormen voor de wetenschappelijke revolutie. Maar dan wel zonder bronvermelding: in het huis der wetenschap was voor de vernufteling geen plaats. Hoe baanbrekend Drebbels inzichten en instrumenten ook waren, de toenmalige elite vond zijn vakmanschap maar volks, en zijn theatrale presentatie stuitte Bacon tegen de borst. De heren laakten zijn geheimzinnigdoenerij en verguisden zijn effectbejag: kermiskunstjes waren geen ware wetenschap, performance art was geen kunst maar kitsch.

Ambachtelijk vernuft bleek echter terdege een aandrijfkracht achter de wetenschappelijke revolutie, erkennen historici vandaag. Met zijn theatrale beeldtaal bracht Drebbel de wetenschap in beweging. Een beeldtaal die aandacht opeist, de zintuigen prikkelt, het verstand kietelt en de geest vervoert; die aan het denken zet, vragen oproept en discussie uitlokt. Die verklaringen doet zoeken en nieuwe perspectieven doet verkennen. Wie verlangt dat kunst dat alles in beweging brengt, heeft met dit wetenschapstheater geen klagen. Voor Drebbel kregen natuurwetten pas betekenis als ze daadwerkelijk iets in beweging zetten. Wie weet wat een beetje drebbelen ons aan inzicht zou brengen in de verborgen natuurkrachten van vandaag.